5. Vilten
Vilten met Giftig
Materialen
Voor je kunt beginnen met vilten, is het handig iets te weten over de verschillende materialen. Wat heb je nodig?
• wol
• kaarden of kaardmolen
• bobbelplastic voor mallen
• warm water
• zeep (bij voorkeur olijfzeep)
• rasp
• rolmatje van plastic of riet + elastiek (eventueel)
• schaar
• viltbord of vilthoutje (eventueel)
• azijn
• naaigerei (eventueel)
• hoedenmal (bij het maken van hoeden en mutsen)
• strijkijzer (eventueel)
Gebruik het liefst olijfzeep, want dat is beter voor je handen. Gewone zeep werkt echter even goed. Olijfzeep verkoop ik in de kraam.
Welke wolsoorten kun je gebruiken? Welke delen van de vacht zijn geschikt? Waar kun je het best wol kopen?
De volgende schapenrassen geven goed te vervilten wol:
• Merinoschaap uit Australië (met stip op nummer 1)
• Gotlandschaap uit Zweden
• Bergschaap uit Duitsland
Er zijn natuurlijk meer soorten die ook goed te vervilten zijn. Lamswol is minder geschikt voor beginners. Je kunt bij het kopen van wol letten op:
• de structuur van de wol. Goede viltwol is soepel, dun, fijnvezelig, kroezig en vet. Stugge en steile wol is minder geschikt (maar je kunt toch eens een proeflapje maken om het uit te proberen!). De wol moet elastisch zijn: neem een plukje in je hand, knijp het fijn en laat weer los. Het plukje moet snel weer uitzetten.
• de kwaliteit van de wol. De wol moet niet al gedeeltelijk vervilt zijn. Probeer of een plukje wol gemakkelijk uit elkaar te trekken is. Let op van welk deel van het schaap de wol komt: wol van poten, achterste en buik is vaak erg vervuild en minder geschikt. Najaarswol is vaak schoner (dus beter) dan voorjaarswol. Kies de schone stukken uit!
MAAK ALTIJD EEN PROEFLAPJE!!! Dit lijkt misschien overbodig, maar zo krijg je inzicht in de verschillende woltypen en hun gedrag bij het vilten (o.a. krimppercentage). Je kunt zo ook heel gemakkelijk een eigen viltarchief aanleggen, als je bij de proeflapjes het ras, het land van herkomst, de datum en de vilteigenschappen vermeldt.
Vaak kun je ‘gewone’ wol wel gratis of voor weinig geld bij een boer krijgen. Meestal krijg je één of meer vachten in een grote zak, zó van het schaap. Het is echter de vraag of deze wol geschikt is om te vilten. Merinowol kun je geverfd en al kopen bij Giftig, bergschaapwol ook. In hobbyzaken is vaak ook wel wol te koop, maar dat is erg duur als je het voor het vilten wilt gebruiken, aangezien je erg veel nodig hebt. N.B.: koop nooit wol van een dood schaap! ‘Dode wol’ wordt met chemicalien van ‘t schaap gehaald, waardoor de wol ernstig wordt aangetast.
Als je eenmaal wol hebt uitgekozen om te vervilten, kun je beginnen. Je begint met het kaarden van de wol. Het is noodzakelijk om de wol te ontdoen van takjes, grasjes, dooie beestjes en klonten ander vuil. Als de wol vervilt is, krijg je deze er haast niet meer uit zonder het vilt te beschadigen.
Kaarden (=kammen) heeft verschillende functies:
• het gelijkmatig verdelen van de wol (alle vezels/ haren liggen in dezelfde richting)
• de wol losser, luchtiger maken
• het grovere vuil verwijderen
• kleuren mengen
Neem de kaardenborstels in je handen, en houdt ze in tegenovergestelde richting. Leg er een pluk wol op en begin te kammen. Om de wol van de kaarden af te halen, houd je de kaarden in dezelfde richting, en beweeg je van boven naar beneden. Pas op voor je handen! Als je geen kaarden of kaardmolen hebt, kun je ook met de hand de wol uit elkaar trekken en de strootjes e.d. verwijderen. Het vilt wordt zo echter minder regelmatig. Als je vaker gaat vilten, is het aan te bevelen kaarden te kopen. Een kaardmolen is in het begin waarschijnlijk een te grote investering. Giftig heeft kaarden te koop.
Vilten gebeurt door warmte en wrijving. Zeep helpt daarbij. Er zijn verschillende methodes:
• plat vilten (je maakt een lap): o.a. wand- en vloertapijten, stoffen, schilderijtjes
• massief vilten (‘boetseren’ met wol): o.a. ballen, vogels, allerlei figuren
• hol vilten (over een mal heen): o.a. mutsen, hoeden, wanten, sloffen, tassen, (hand)poppen
Er zijn ook verschillende technieken, zelf gebruik ik voornamelijk de eerste 2:
• Vilten met ruwe wol
• Naaldvilten, vilten met behulp van de viltnaald en een schuimrubber kussentje
• Een gebreid werkstuk vervilten; bij gemengde garens moet tenminste 40% daarvan puur wol zijn
Als je klaar bent met vilten spoel je je werk goed uit, eerst in warm water, dan in koud. In het laatste spoelwater doe je een scheut azijn. Dat is om de laatste zeepresten te verwijderen en om de kleuren op te frissen.
Vilt is isolerend, water- en vuilafstotend. Het behoeft weinig onderhoud. Als je het toch eens wilt schoonmaken, kun je het in de douche hangen (een soort stomen) of gewoon buiten. Gebruik je zeep, onthoudt dan dat je goed spoelt en weer een beetje azijn in het laatste spoelwater doet.
Neem een flinke pluk wol in je hand en draai er een soort wollen gehaktbal van, eerst zonder water. Zeep je handen flink in, flink nat. Verdeel door het balletje in je handen rond te draaien de zeep over de wol. Heel zachtjes, geen kracht gebruiken. Als je grote droge stukken overhoudt, kun je daar wat water op druppelen. De wol wordt langzamerhand een geheel, door het draaien in je handen. Als je merkt dat er overal water en zeep zit, kun je voorzichtig de druk van je handen wat opvoeren. Gewoon lekker doordraaien, tot je merkt dat de wol gaat krimpen. Dan kun je de druk weer iets opvoeren en steviger gaan wrijven. Zorg er wel voor dat de wol de vorm van een balletje houdt.
Hoe kleiner de bal wordt, hoe steviger je kunt wrijven. Als er ‘losse stukjes’ aan je bal zitten, laat die dan gewoon met rust of doe er wat extra zeep op. Wanneer je aan de losse stukjes gaat pulken namelijk, verbreek je het viltproces. Meestal komt het vanzelf goed met de losse stukjes.
De bal is klaar als jij ‘m stevig genoeg vindt. Dan ga je uitspoelen.
Om te vilten heb je altijd minstens twee lagen wol nodig. Deze lagen moet je zó over elkaar leggen, dat de vezels in tegengestelde richting liggen. Door het kaarden gaan alle vezels in dezelfde richting liggen. Je krijgt zo een plakje wol ter grootte van de kaarde. Bepaal hoe groot je lap moet worden. Denk eraan, dat wol wel 30-50% krimpt tijdens het vilten! De hoeveelheid wol die je neerlegt moet dus ook aanzienlijk groter zijn dan de gewenste lap.
Je legt de gekaarde plakjes voor de eerste laag allemaal hetzelfde neer: met de vezels in één richting. De plakjes moeten elkaar overlappen (als dakpannen). De tweede en elke eventuele volgende laag leg je ook zo neer, maar nu met de vezels in een andere richting. Druk voorzichtig overal op de wol om te kijken of de wol overal even dik is en er geen zwakke plekken zijn die je nog moet opvullen.
Rasp flink wat zeep in een kom en doe hier warm water bij. Giet wat zeepwater op de wol. De wol moet niet kletsnat worden, maar wel vochtig. Zeep je handen in en begin heel voorzichtig de wol plat te drukken. Werk van binnen naar buiten. Voeg waar nodig meer water toe. Je kunt ook wat zeep direct op de wol raspen, als je dat nodig vindt. Ga zorgvuldig na of er nog zwakke plekken zijn. Leg een plukje droge wol over de zwakke plek en druk het aan. Dit kan alleen in het eerste stadium. Na even wrijven hecht de nieuwe wol zich niet meer aan de rest. Als de wol goed plat is en de zwakke plekken weggewerkt, begin je heel voorzichtig over de wol te aaien, met de hele hand. Bewerk zo het hele oppervlak. Pas op dat de vezels niet verschuiven! Ga door tot je ziet dat de vezels een samenhangend geheel vormen. Begin iets harder te wrijven in verschillende richtingen. Wol krimpt in de richting van het bewegen. Voeg af en toe meer water of zeep toe. Dompel de lap echter niet onder! Een teveel aan water kun je eruit duwen. Vergeet de randen niet!
Draai de lap voorzichtig om. Aan de achterkant moet je altijd eerst weer voorzichtig aaien, en dan pas gaan wrijven.
Langzamerhand merk je dat de lap steeds steviger wordt. Voer de druk van je handen steeds iets op. Doe dat echter niet te snel, want anders gaat het mis. Zorg ervoor dat de lap overal hetzelfde aanvoelt voor je de druk opvoert. Draai ook de lap af en toe eens om.
Als je vindt dat de lap stevig genoeg is, begint het vollen. Vollen zorgt voor de uiteindelijke grootte en structuur van de lap. Het is handig hiervoor een rolmat, vilthoutje of een viltbord te gebruiken, maar zonder kan ook. Het duurt dan wel langer. Denk eraan dat het vilt krimpt in de beweegrichting!
Zonder mat of bord: je gaat gewoon door met wrijven, steeds steviger. Je kunt ook de lap eens dubbelvouwen. Vouw de lap wel af en toe op een andere manier op, om richels te voorkomen. Heeft de lap de gewenste grootte en stevigheid, dan kun je stoppen.
Met rolmat: leg de lap op de mat en rol die zo vast mogelijk op. Is de lap groter dan de mat, vouw dan de lap eerst dubbel. Bevestig de rol met (postbode)elastieken. Rol nu de mat stevig rond. Rol de mat weer uit en leg (en vouw)de lap in een andere richting. Herhaal het rollen tot je het gewenste resultaat hebt.
Met het viltbord: Maak een opgevouwen pakje van je lap zodat je een goede grip hebt. Wrijf dit pakje over het viltbord, weer voorzichtig beginnen. Draai het pakje ook om en vouw het anders op. Zo krijg je overal hetzelfde vilt en voorkom je rare richels. Stop met wrijven als je het genoeg vindt.
Met het vilthoutje: Beweeg het houtje over je vilt. Is het vilt wat kwetsbaar nog, leg er dan een stuk bobbelplastic overheen, en maak dat wat nat met zeepwater. Beweeg in verschillende richtingen.
Je kunt een losse lap eventueel ook in de wasmachine laten meedraaien met de was. Je begint met vollen, en je laat de wasmachine de rest doen. Het is af te raden iets anders dan een lap in de wasmachine te vollen, omdat je veel minder controle hebt over het eindresultaat. Als je bijvoorbeeld een hoed maakt, houd je een bepaalde vorm aan, die op sommige plekken meer moet krimpen dan op andere. Met de wasmachine loop je ook nog eens het risico dat de hoed teveel krimpt en niet meer past!
Is je lap klaar, ga dan goed spoelen. Begin met warm, schoon water en eindig met koud. Je zult zien, dat bij het spoelen met koud water ineens een verandering optreedt. De lap wordt namelijk waterafstotend. Je kunt de lap na het spoelen eventueel nog persen met een strijkijzer.
Je hebt nu een lap vilt, waar je van alles mee kunt maken. Je kunt het vilt knippen in de vorm die je wilt.
Hiervoor maak je een rolletje van gekaarde wol, op de dikte en lengte die je nodig hebt. Verschillende lengtes en diktes maakt de boel levend. Die rol je eerst droog tussen je handen. Dan zeep je je handen in en rol je heel voorzichtig je sliert wol tussen je handen, zodat overal de zeep komt.
Als er overal zeep is, kun je beginnen met het rollen. Dit kun je tussen je handen doen, maar als je er veel moet maken is het beter om dit op een werkvlak te doen, dat gaat sneller en spaart je handen. T vergt wel enige handigheid. De sliert moet namelijk rollen en niet plat worden. Je kunt ook eerst een beginnetje maken tussen je handen en dan verder rollen op je werkvlak. Een glad werkvlak is niet handig, ik leg er meestal zo’n oranje dweil van de zeeman of een oude handdoek onder, dan glijdt de boel niet weg.
Neem voor het rollen genoeg tijd, tis (vooral in het begin) een klusje waar je geduld voor nodig hebt. Als je voelt dat de wol begint te krimpen kun je de druk wat opvoeren, maar begin hier niet te snel mee, dan wordt het niet een geheel maar vervilten allerlei stukjes apart van elkaar. Tis ook een kwestie van aanvoelen en uitproberen. Beetje meer zeep misschien, of juist water.
Is je sliert stevig genoeg (t moet niet meer pluizen, dan laat ie weer los), dan leg je m weg tot je genoeg slierten hebt gemaakt. Alles goed uitspoelen.
Voor een armband neem je een strook goed gekaarde wol. Je legt je pols erop (1e foto), de strook moet aan beide kanten genoeg uitsteken. De uiteinden moeten erg pluizig zijn, zo vilten ze beter aan elkaar. Je vouwt de uiteinden naar binnen (2e & 3e foto) en laat ze overlappen. Je begint eerst droog te rollen, op de bal van je hand (4e foto), waar de uiteinden elkaar overlappen. Als je de wol eenmaal tot een dichte cirkel hebt gerold, kun je voorzichtig je hand eruit halen en de hele armband droog rollen. Verder werkt het net als de dreads, zie hierboven. Handen inzepen, zeep aanbrengen op de wol en voorzichtig rollen. Zorg ervoor dat ie niet plat wordt, maar rond door goed te rollen. Vilt door tot de armband de juiste maat heeft, en dan goed uitspoelen. Maak je armband goed stevig, anders raakt ie los tijdens het dragen. Als je je armband de hele tijd draagt, ook tijdens het douchen bijvoorbeeld, dan blijft ie doorkrimpen.
Naaldvilten
Voor het naaldvilten leg je het schuimrubber kussentje onder je werk. Dit doe je ter bescherming van jezelf, de naald is scherp. Maar ook ter bescherming van de naald, als die bijvoorbeeld op de tafel botst tijdens het prikken, dan breekt ie gemakkelijk. Het is goed om er een gewoonte van te maken je naald in je kussentje te steken, als je die even kwijt moet. Zo raak je de naald niet snel kwijt onder bijvoorbeeld een pluk wol. Het is ook van belang dat je je naald op dezelfde manier uit je werk haalt, als je hem erin gestoken hebt. Ook om snel breken te voorkomen. Voor ruigere wol zoals bergschaap gebruik je een dikkere naald, voor vast of fijn werk gebruik je een dunnere.
Bij (3D)naaldvilten moet je goed kijken naar de basisvormen van wat je wil maken. Welke vormen zie je? Een balletje, een afgeronde cilinder, een worstje? Neem hiervoor een pluk wol. Voor de binnenkant neem ik meestal bergschaap, die ik later als ik tevreden ben met de vorm, bekleed met merino. Het geeft niet als je te weinig pakt, meer toevoegen is geen probleem. Rol je pluk stevig op tot je gewenste vorm. Hoe steviger je kunt rollen, hoe makkelijker het gaat. Soms leg ik gewoon een knoop in mn wol, voor een basisvorm. Prik je wol op een paar plaatsen vast, en ga van daaruit verder met prikken tot je een stevig geheel krijgt.
Bouw je vorm op uit basisvormen die je aan elkaar verbindt, door er een losse pluk wol op te leggen en goed vast te prikken. Let bij de afwerking goed op details, hoe ziet een oog eruit? Hoe gedetailleerder, hoe echter het lijkt.
Plat naaldvilten lijkt op schilderen. Je details maak je allemaal met verschillende kleuren. Als ondergrond kun je een lap vilt gebruiken, maar ook een tas, of een stuk stof. Heb je een dichtgeweven stof, ga dan voorzichtig te werk zodat je naald niet breekt.
Veel plezier!